Artikel bij 5. Verzoendag
Augustus 2011
De laatste tijd maken we geregeld opschudding mee in de wereld(Kerk). De bijbel spreekt over ´Egypte´ en ´Babylon´ als zijnde aanduidingen voor wereldsystemen. Vroeg of laat zullen deze systemen door God worden geschud. Juist ten tijde van het schudden wil Hij zijn volk “uitleiden” en roept Hij op om “uit haar weg te gaan” (Ex. 7:4-5; Op. 18:4). In onze tijd – na ´twee dagen van duizend jaar´ (Hos. 6:2; 2 Petr. 3:8) – zal opnieuw een vervulling plaatsvinden van de woorden: “Uit Egypte heb Ik Mijn zoon geroepen” (Hos. 11:1/Matt. 2:15).
“Komt, laat ons wederkeren tot de Here! Want Hij heeft verscheurd en zal ons helen; Hij heeft geslagen en zal ons verbinden. Hij zal ons na twee dagen doen herleven, ten derde dage zal Hij ons oprichten (…) Zo zeker als de dageraad is zijn opgang. Dan komt Hij tot ons als de regen, als de late regen die het land besproeit” (Hos. 6:1-3)
Abraham´s omweg via Egypte
In de bijbel zien we dat Egypte vaak het startpunt is in aanloop naar een nieuw tijdperk in God. Jahweh luidt een nieuw begin in door “uit Egypte te roepen”. Dit geldt niet alleen voor Israël en Jezus (Hos.11:1/Matth. 2:15). Ook Abraham, aan wie de Vader profetisch zijn herstelplan bekend maakte, moest een omweg via Egypte maken.
Abraham´s leven sprak al profetisch over een toekomstig verblijf van Gods volk in Egypte. Dit werd letterlijk vervuld in Gods eerstgeboren zoon Israël dat in Egypte uitgroeide tot een groot volk, nadat Jakob en zijn zonen genade vonden bij Jozef (Exodus 4:22). Maar we weten ook dat dezelfde Jozef een type is van Jezus, wiens boodschap vanuit Israël naar het Egypte-van-de-wereld ging, gevolgd door zijn “broeders” die Israël moesten verlaten. Merk daarbij op dat Jezus zich net als Jozef volkomen identificeert met zijn “broeders” (Mat. 25:31-46), dat is Israël. En nu twintig eeuwen later is deze exodus uit het Egypte-van-de-wereld in vervulling aan het gaan (Jer. 23:8; Ez. 37; Hos. 6:2; Rom. 9:25-26). Het is dan ook verrijkend om Abraham´s omweg via Egypte te bezien in het licht van tweeduizend jaar “tijd der heidenen” (Luk. 21:24).
We doen er goed aan Galaten 3-4 en Jesaja 54 te bestuderen, om vast te stellen dat Abraham een beeld is van God de Vader. Abraham´s zoon Izak is een beeld van de “kinderen der belofte”, bestaande uit het natuurlijke zaad (Israël) plus het later erbij gekomen geestelijke zaad in Christus (Rom. 9:8-10; Gal. 3:29, 4:28). De afgelopen tweeduizend jaar bevindt Abraham´s natuurlijke zaad zich met name in het Egypte-van-de-wereld. Gods accent in deze tweeduizend jaar genadetijd voor de heidenen lag echter vooral bij Abraham´s geestelijke zaad, dat is de vrouw van Christus (Hand. 15:14; Rom. 11:25-26).
In Genesis 12:10-20 lezen we van de reis naar Egypte van onze geloofsvader Abraham, wiens soms ´ondoordacht´ handelen of ´misstappen´ achteraf van profetische waarde blijken te zijn. Een voorbeeld hiervan vinden we terug bij de geboorte van Ismaël – Galaten 4:21-31. Maar in Genesis 12 lezen we in de verzen 13-15 dat Sara door een leugen tot vrouw van Farao wordt genomen. Opmerkelijk genoeg heeft zich in de tweeduizend jaar kerkgeschiedenis iets soortgelijks voorgedaan: De ´Farao´ van het Romeinse Rijk pleegde ´overspel´ door de vrouw van Christus ´af te pakken´ van haar wettige man en haar tot ´vrouw´ van zijn eigen Rijk te maken (Rom. 11:17; Ef. 2:11-22). Dit gebeurde in de 4e eeuw na Christus, toen de Romeinse Keizer Constantijn de Kerk tot officiële staatsgodsdienst van zijn Rijk uitriep.
De leugen die gepaard ging met het ontstaan van dit ´valse huwelijk´ tussen Romeinse Rijk en Kerk, staat bekend als de vervangingstheologie. Met het roemen van deze leer tegen Israël, plus alle Jodenvervolgingen die daar uit voortkwamen, werd de Kerk afgekapt van de edele olijf en raakte zij in verval tot Kerksysteem; iets waar Paulus nota bene in zijn brief aan de gelovigen te Rome voor waarschuwde (Rom. 11:13-24). En hetgeen de Vader bij monde van Hosea profeteerde over Zijn vrouw Israël – “Mijn volk niet meer” (Hos. 1:9; Rom. 9:25-26) – was nu ook gaan gelden voor de Kerk die ´vreemd ging´ en inmenging met het heidendom trof. En ook nu nog behoren niet alle kinderen van het Kerksysteem ook werkelijk tot de Bruid van Christus.
“In de bijbel zien we dat Egypte vaak het startpunt is in aanloop naar een nieuw tijdperk in God”
We staan in onze tijd echter aan de vooravond van het binnengaan van een nieuw seizoen. Een seizoen ook van uitzien naar het Messiaans Vrederijk waarin de belofte aan Abraham zijn hoogste vervulling zal krijgen (Gen. 12:3; Jes. 2:2-3). Op weg hier naartoe zal de Losser Israëls zijn volk weer gaan vrijkopen uit ´Egypte’: Voor Abraham´s natuurlijk nageslacht zal dit een vrijkoping zijn uit het Egypte-van-de-wereld, en voor Abraham´s geestelijk nageslacht een vrijkoping uit het Egypte-van-het-Kerksysteem. Deze vrijkoping zal gepaard gaan met het nodige (los)schudden, net als bij de plagen in Egypte (Gen. 12:17-20; Hebr. 12:25-27; Op. 18:4). We zullen aan de hand van de boodschap van Hosea gaan horen dat de Vader in onze dagen de schande van het overspelige en onder bloedschuld liggende Kerksysteem aan het blootleggen is. Dat Hij dit doet, heeft er alles mee te maken dat Hij wil herstellen hetgeen toentertijd verloren is gegaan. We zullen dan ook horen dat Jezus in onze dagen Zijn Bruid wil vrijkopen uit het Kerksysteem en haar terug wil brengen in het huis van Zijn Vader, in Zijn Bedehuis voor alle volken (Jes. 2:3; Jes. 56:3-8).
Het schudden van Kerksysteem (2010) en oud-Romeinse Rijk (2011)
Sinds begin 2011 zien we dat in Noord-Afrika en Zuid-Europa veel landen worden geschud. Veelvuldig zijn Tunesië, Libië, Egypte, Griekenland, Spanje, Portugal, en in juli ook Italië in het nieuws genoemd. Als we naar de wereldkaart kijken, dan valt op dat al deze landen in Afrika en Europa grenzen aan de Middellandse Zee. We zien dat het gaat om kustlanden die tweeduizend jaar geleden deel uitmaakten van het Romeinse Rijk.
In de Bijbel zien we onder meer in Jesaja 60, Ezechiël 26-28 en Haggaï 2 dat er gesproken wordt over “kustlanden” en “het vermogen van volken dat de God van Israël zal toekomen”. Dat het de Heilige Israëls is die in de huidige crisis spreekt, kunnen we verstaan uit het feit dat de financiële crisis aanvankelijk begon met het instorten van de beurzen op 29 september 2008. Deze volgens kranten ´zwarte maandag´ viel uitgerekend samen met de vooravond van Rosh Hashana, de Dag van Bazuingeschal. Het is op deze vastgestelde tijd van God dat er bazuingeschal is uitgegaan (Lev. 23:24). Op Gods kalender valt dit samen met de eerste dag van de zevende maand; een profetische ´maand´ die verband houdt met Jezus´ wederkomst.
Een jaar eerder (2010) was al een golf van misbruik en ontucht in de Roomse Kerk aan het licht gekomen, hetgeen het getuigenis van de Kerk verder heeft aangetast. In de parallel-profetie “Uittocht, herbouw, reiniging en belofte van nieuwe regen” wordt uiteengezet dat deze schanddaden als een smaad het gehéle Kerksysteem raakt. Dit Kerksysteem is vergelijkbaar met een boom waarvan de wortel reikt tot in de vroege Roomse Kerk – de ‘moeder’ van het Kerksysteem. Door haar vroegere afscheiding van Israël is dit Kerksysteem een op zichzelf staande boom geworden die in de loop der tijd steeds verder uiteengebrokkeld is in vele vertakkingen, de talloze kerkgenootschappen – de ´kinderen´ van het Kerksysteem. En nu zien we dat met het openbaar worden van de schanddaden in de Roomse Kerk de bijl is komen te liggen aan de wortel van deze boom-van-het-Kerksysteem; onze ´moeder´ wordt momenteel aangeklaagd (vgl. Hos. 2:1-4, NBG).
“We zullen dan ook horen dat Jezus in onze dagen Zijn Bruid wil vrijkopen uit het Kerksysteem en haar terug wil brengen in het huis van Zijn Vader, in Zijn Bedehuis voor alle volken”
Op grond van Paulus´ geïnspireerde woorden in Romeinen 2:9-11 behoeft het huidige schudden ons niet te verbazen: Nadat rond 70 na Chr. eerst het oordeel was gekomen over het volk Israël – gevolgd door een herstel in 1948 en 1967 – zo zal het daarna komen voor de volken (Luk. 21:24-25). De opeenvolging van het schudden van de Roomse Kerk gevolgd door het schudden van het oud-Romeinse Rijk is ook minstens zo typerend. Het is namelijk zo dat de apostel Petrus in zijn eerste brief zegt dat “het oordeel begint bij het huis van God”. Hij schrijft dit nota bene vanuit het Babylon-van-Rome waar hij op dat moment gevangen zat (1 Petr. 4:17; 5:13). Derhalve zien we dat in onze dagen dit systeem van Babylon geschud wordt, waarmee God zijn volk oproept uit haar weg te gaan en zich gereed te maken als Bruid (Op. 18:4; Op. 19:7).
Ja, dit zijn de dagen dat het licht van het Kerksysteem langzaam aan het uitdoven is, zoals dat gebeurde in de dagen van Eli vanwege de ontucht in Gods huis (1 Sam. 2:35, 3:1-14). Maar nu het schudden bij het hedendaagse ´huis van Eli´ is begonnen, is het God zelf die op een nieuwe wijze zijn Huis begint te bouwen en ons de weg wijst naar een nieuw apostolisch tijdperk waarin het Koningschap van Jezus zich zal openbaren. Het is dan ook nu de tijd om zich gereed te maken voor een nieuwe uittocht uit ´Egypte´, de Bruidegom tegemoet!
Het Kerksysteem in vergelijking met Hosea´s vrouw
“Laat dan de vreemdeling die zich bij de Here aansloot, niet zeggen: de Here zal mij zeker afzonderen van zijn volk” (Jes. 56:3)
Wanneer God van plan is herstel te gaan geven, dan zal Hij ook altijd wijzen naar de wortel waar het mis is gegaan. Met het aan het licht komen van de schanddaden in de Roomse Kerk, is de bijl aan de wortel van het Kerksysteem komen te liggen: Het is typerend voor haar geestelijke ontucht met het wereldsysteem (Jak. 4:4). Dit begon reeds in de 4e eeuw na Christus, toen de Kerk door de Romeinse keizer Constantijn werd losgesneden van haar wettige thuis – Efeze 2:11-13 – en gekoppeld werd aan de ´god´ van het Romeinse Rijk. Aangezien de Kerk op deze wijze ook een plaats werd waar veel macht viel te behalen, drong het heidendom in sterke mate de Kerk binnen en begon zij langzaam in verval te raken.
Haar geestelijke vermenging met het heidendom leidde ertoe dat Christus´ Gemeente verviel tot staatsgodsdienst met uiterlijk vertoon (2 Tim. 3:1-5). Zij kwam als het ware in ´Babylon´ terecht, wat ´uiteenbrokkeling door vermenging´ betekent. Daar kwam nog bij dat het Kerksysteem zich middels de vervangingstheologie tegen Israël ging beroemen, waardoor zij werd afgekapt van haar olie-gevende “edele olijf” en weer de oude natuur van “wilde olijf” aannam (Rom. 11:13-24). Zoals het Israël verging in de dagen van Hosea, zo verging het ook de ´moeder´ van dit Kerksysteem met haar ´kinderen´ (vgl. Hosea 1-2). Jahweh heeft het daarom door de eeuwen heen moeten doen met een Geestvervuld overblijfsel, net als in de dagen van Elia (Rom. 11:4-5).
De ´echtbreuk´ van de Kerk met Israël leidde er zelfs toe dat deze ´wilde olijf´ Israël ging onderdrukken en Joods bloed ging vergieten in naam van ´Christus´. Hierdoor is dit Kerksysteem ook letterlijk onder de vloek van bloedschuld komen te liggen (Gen. 12:3). Deze vloek van bloedschuld, samen met haar geestelijke ontucht, zijn in deze eeuw nog de voornaamste oorzaken van geestelijke armoede in de Kerk van Europa, en van de krachteloosheid van haar boodschap.
De Here heeft echter door de tijd heen een overblijfsel gehad en verschillende opwekkingen gegeven, opdat de Kerk in het Westen een geestelijk uitsterven bespaard bleef. Maar heden ten dage wordt onze ´moeder´ aangeklaagd en geoordeeld voor haar geestelijke ontucht ten tijde dat zij Christus´ Bruid afsneed van haar wettige man en tot vrouw maakte van een vreemde en onwettige man, het Romeinse Rijk. Ja, in 2010 is van het Kerksysteem haar schaamte bloot komen te liggen. Maar er geldt aan het begin van deze “derde dag” de belofte voor Gods volk om via verbondsvernieuwing weer als wettige vrouw te worden aangenomen, mits zij ernaar wil jagen Hem te kennen en Zíjn weg wil volgen vanuit het Kerksysteem naar de ´woestijn´, en zich wil laten reinigen en heiligen tot Bruid (Hosea 2; 6:1-3 ; 2 Petr. 3:8).
Gedaantewisseling van Kerksysteem naar Bedehuis
“En de vreemdelingen die zich bij de Here aansloten om Hem te dienen,… hen zal Ik brengen naar mijn heiligen berg en Ik zal hun vreugde bereiden in mijn bedehuis” (Jes. 56:6-7)
De met bloedvergieten gepaard gaande Jodenvervolging heeft aangetoond dat dit Kerksysteem de afgelopen tweeduizend jaar de plaats heeft ingenomen van het oude Egypte dat het volk Israël toentertijd vervolgde en in slavernij hield. In onze dagen is God dit Egypte-van-het-Kerksysteem aan het oordelen voor haar bloedschuld. Het talrijk vergoten Joods bloed in naam van ´Christus´ vormt ook een grote hindernis voor het Joodse volk om Jezus als hun Messias aan te nemen. En voor de Kerk vormt het een belemmering voor het ontvangen van een nieuwe geestelijke zegen op grond van Genesis 12:3. Daarom klinkt in onze dagen Gods Woord aan de ´Farao´-van-het-Kerksysteem: “Laat Mijn volk gaan” (Ex. 5:1). Voor een geestelijk herstel van zowel Israël als de Gemeente is het nodig dat beiden een uittocht of terugkeer meemaken (Ez. 37): Voor Abraham´s natuurlijke nageslacht een uittocht uit het Egypte-van-de-wereld, en voor Abraham´s geestelijke nageslacht een uittocht uit het Egypte-van-het-Kerksysteem.
“De Here heeft echter door de tijd heen een overblijfsel gehad en verschillende opwekkingen gegeven, opdat de Kerk in het Westen een geestelijk uitsterven bespaard bleef”
Abraham kreeg bij het offeren van zijn zoon Izak al de openbaring dat twee nageslachten één zouden worden – níet op grond van werken der wet, maar op grond van het offer van Gods eigen Zoon (Gen. 22:17): Abrahams nageslacht zou zijn als de “sterren des hemels” (beeld van het geestelijk nageslacht dat door wedergeboorte ´van boven´ is verwekt), zowel als het “zand aan de oever der zee” (beeld van het Israël dat door natuurlijke geboorte ´van beneden´ is verwekt). De pleitgrond van haar eenwording zou zijn het vergoten bloed van Jezus. En de plaats waarop het uiteindelijk zal gebeuren is zijn heilige Berg, want “op de berg des Heren zal er in voorzien worden” (Gen. 22:14).
In onze dagen roept God opnieuw zijn volk uit ´Egypte´ om haar te brengen naar zijn heilige Berg en haar weer in te enten op zijn Bedehuis – het Huis van Jakobs God (Jes. 2:2-3; 56:3-8). Want zoals in de dagen van Mozes – die reeds een typebeeld was van onze hemelse Bloedbruidegom (Ex. 4:26) – Israël werd verlost uit de bloedige slavernij in Egypte en tot vrouw werd aangenomen op Sinaï, zo zal in onze dagen Gods volk – Jood en gelovige heiden – uittrekken uit het systeem van ´Egypte´. Samen zullen zij op weg gaan naar de berg des Heren waar zij genodigd zijn voor het feest van haar hemelse Bloedbruidegom (Op. 19:7-9). En Jesaja zegt over dit feest dat het uiteindelijk zal zijn voor alle volken: “Want de Here der heerscharen zal op deze berg voor alle volken een feestmaal van vette spijzen aanrichten” (Jes. 25:6).
Vrijkoping van Christus´ Bruid uit het Kerksysteem
“Het woord van de Here, Here, die de verdrevenen van Israël bijeenbrengt, luidt: Ik zal daartoe nog meerderen bijeenbrengen, dan er reeds toegebracht zijn” (Jes. 56:8b)
We zagen al de parallel tussen het Kerksysteem en Hosea´s overspelige vrouw. Maar dat is niet het einde: Na Hosea 2 komt Hosea 3 waarin de overspelige vrouw wordt vrijgekocht. En zo is God in onze dagen bezig de situatie aan het omkeren: Onze hemelse Bloedbruidegom is met zijn bloed zijn Bruid aan het vrijkopen uit het Kerksysteem, en haar weer terug aan het brengen naar haar geestelijke thuis. Hierdoor zal zij ook de relatie met Vader en Zoon intenser gaan beleven. Want voor de Vader zijn zowel Israël als Jezus Hem even dierbaar als “eerst- of eniggeboren zoon” (Ex. 4:22; Hos. 11:1; Matt. 2:15). En Jezus, zelf bloedverwant van het Joodse volk, verklaart zich ook volkomen één met Zijn Israëlische broeders wanneer Hij zegt: “Wat gij hun gedaan hebt, hebt gij Mij gedaan” (Matt. 25:31-46).
En dit wordt nog eens extra bekrachtigd in het profetische verhaal van de Moabietische Ruth – een type van de vreemdeling uit de volken – die samen met de Israëlische Naomi terugkeerde, hetgeen haar bracht in een diepe intimiteit met haar losser Boaz (Ruth 2:1,10-12). Ja, in het laatste der dagen zal de Vader het land Israël weer ten huwelijk nemen en daarbij ook de gelovige heiden (´Ruth´) tot bruid verwerven (Jes. 62:4-5). Dit is precies in lijn met Ruth 4 waar Boaz als beeld van onze Hemelse Losser het stuk land van de overgebleven Naomi koopt en daarbij ook Ruth tot vrouw aanneemt; Ruth als type van de gelovige heiden die zich tot de God van Israël heeft bekeerd (Ruth 1:16; Jes. 56:3-8).
Ja, in deze dagen van schudden zal God met het zwaard van Zijn Geest scheiding maken tussen ´Ruth´ en ´Orpa´, tussen de ‘schapen en de bokken’ (Matt. 25:31-33). Hij zal zijn Bruid gaan vrijkopen uit een Kerksysteem dat zal vervallen tot Wereldkerk (2 Tim. 3:1-5). Daarom klinkt in deze nacht waarin het licht van het Kerksysteem aan het uitdoven is, nog de roep tot haar: “De bruidegom, zie, ga uit Hem tegemoet” (Matt. 25:6).
Efraïm en een volheid van volken
“Zo zegt de Here Here: zie, Ik neem het stuk hout van Jozef – dat aan Efraïm toebehoort – en van de stammen Israëls die daarbij behoren, en Ik voeg het bij het stuk hout van Juda en maak ze tot één stuk hout, zodat zij één zijn in Mijn hand” (Ez. 37:19)
In verband met de wederkomst van de Messiaanse Koning spreekt de profeet Ezechiël over een terugkeer naar het ‘beloofde land’ en over de éénwording van twee ‘huizen’ – het huis van Juda en het huis van Efraïm (Ez. 37:15-28). Van het 2-stammenrijk Juda weten we dat zij de drager is van de belofte dat uit haar de Messias geboren zou worden (Micha 5:1-3, Matt.1:1-3, 2:1-6). Efraïm daarentegen is het 10-stammenrijk dat na het uiteenvallen van Salomo´s Rijk opging onder de heidenen. Hier had God echter een profetisch doel mee. Want in Genesis 48:19 horen we Jakob over het leven van Jozef´s jongste zoon Efraïm de belofte uitspreken dat “zijn nageslacht een volheid van volken zal worden”. Paulus heeft het in Romeinen 11:25 ook over deze volheid, waar hij spreekt over het binnengaan van de “volheid der heidenen”. En Jezus spreekt in Zijn rede over de laatste dingen over “het vervuld worden van de tijd der heidenen” (Luk. 21:24).
“In het laatste der dagen zal de Vader het land Israël weer ten huwelijk nemen en daarbij ook de gelovige heiden tot bruid verwerven”
Wanneer Efraïm in onze dagen terugkeert naar Sion, dan neemt hij als het ware een ´volheid van volken´ mee terug (Jes. 2:2-3, 55:4-5, 56:8, Zach.8:23, Rom.11:26). Deze terugkeer naar Sion zal ook zijn als de verzoening tussen diens grootvader Jakob (´Israël´) en Ezau (´Edom´). Nadat Jakob zal zijn teruggekeerd vanuit de verstrooiing over de volken, vestigt hij zich ook in Sukkoth dat Hebreeuws is voor ´Loofhutten´ (Gen. 33:17; Obadja 8-10). Jakob zal dan “de rest van Edom beërven en van alle volken of heidenen over wie de Naam van de Heer is uitgeroepen”, zoals geprofeteerd door Amos en wiens profetie door de apostel Jakobus wordt aangehaald op de Synodevergadering te Jeruzalem (Amos 9:11-15; Hand. 15:13-18). Deze profetie is begonnen in vervulling te gaan met de eerste komst van Jezus en het Evangelie dat vanuit Jeruzalem naar de volken zou gaan. Maar uiteindelijk zullen bij de ´wederoprichting aller dingen´ de volken komen naar de Berg des Heren, de berg van het Huis van de God Jakobs, en het Loofhuttenfeest vieren (Jes. 2:2-3; Zach.14; Hand. 3:21).
Wanneer uiteindelijk de volken zullen komen naar de berg des Heren en zich zullen verzoenen met ´Jakob´, dan kan de Gemeente als voorloper toch niet achterblijven! De belofte dat de volken zullen geloven, zal ook tot vervulling komen wanneer de Gemeente één zal zijn met (het gelovige deel van) Israël (Joh. 17:20-21). Deze eenheid is ook een eerste vereiste voor ware eenheid binnen de Kerk. Echte eenheid binnen de Kerk kan daarom alléén plaatsvinden via inenting op de dele olijf, ofwel ´in Sion´: daar waar naast Jezus tegelijk ook Israël in het hart wordt gesloten.
God roept nu opnieuw zijn zoon uit ´Egypte´: Jood en gelovige niet-Jood op weg naar het Loofhuttenfeest (Ps. 68:25; Zach. 14; Op. 7:4,9). Op weg naar de berg des Heren waar Hij ons verwelkomt in Zijn Bedehuis (Jes. 2:2-3; 1 Kon. 8:41-43). Ja, die twee zullen weer tot “één nieuwe mens” worden gesmeed via de weg van verzoening (Ef. 2:11-22). Dit zal leiden tot een geestelijk herstel van zowel Israël als de Gemeente, en tot leven uit de dood (Ez. 37; Rom. 11:15).