Naar de inhoud springen
Menu
  • Home
  • Over
  • Boek
  • Contact
  • Zoeken
  • Home
  • Over
  • Boek
  • Contact
Bereid De Weg

Inleiding

[ We zijn nog op zoek naar een uitgeverij om dit boek uit te gaan geven. Aan de hand van voorwoord en inleiding geven we alvast een indruk van de inhoud ]

——————————

Zelfontplooiing noemt de wereld het. Alles uit je leven halen. God heeft hier ook een versie van en een woord voor: in de Bijbel heet dit ‘volheid’: het gaat je goed in alle aspecten van je leven. Het is wat Jezus ons belooft als we met Hem leven (Joh. 10:10). De meesten van ons streven naar volheid in ons eigen leven. Maar voor de Kerk lijkt deze volheid moeilijk te bereiken te zijn. Kerken lopen eerder leeg dan dat ze voller worden. We hebben de krachtige bijstand van de Heilige Geest nodig in de Gemeente om tot een gezamenlijke volheid van het Lichaam van Christus te komen. Maar hoe bereiken we die volheid voor de Kerk? In de Bijbel vinden we hier sleutels voor.

Volheid heeft in de Bijbel namelijk een getal: 7. Dit getal wordt veelal symbolisch gebruikt in de zin van totaliteit of compleetheid, en vaak verwijst het naar Gods volheid. Deze symboliek zien we terug in de uitdrukking ‘de zevende maand’. Dat is de maand van volheid en herstel op Gods eigen feestkalender. Deze feestkalender met vier voorjaarsfeesten en drie najaarsfeesten vormt de kapstok waaraan God zijn verlossingsplan met de wereld heeft opgehangen en die Hij door Christus tot vervulling brengt (Kol. 2:16-17). Israël, het volk waar de Messias werd geboren, is daarin een voorbeeld en voorloper.

De uitdrukking ‘zevende maand’ zal in dit boek volop genoemd worden in relatie tot een geestelijk herstel in onze dagen. Hoofdstuk 2 geeft hiervan een uitgebreidere uitleg, maar in hoofdlijnen gaat het daarbij over een herstel op weg naar de volheid die God voor Israël en de Gemeente bestemd heeft.

Waar in dit boek gesproken wordt over de Bijbelse feesten, ligt de nadruk op deze nieuwtestamentische ofwel geestelijke vervulling ervan. In de Kerk zijn we bekend met feesten als Pasen (Pesach) en Pinksteren – voorjaarsfeesten die vallen in de Bijbelse eerste en derde maand. Over de Bijbelse zevende maand met de drie najaarsfeesten is veel minder bekend. Daarmee missen we iets van de geestelijke rijkdom, de volheid die God aan zijn Gemeente wil geven. Als groep vormen de drie najaarsfeesten – de Dag van bazuingeschal, de Verzoendag en het Loofhuttenfeest – een geestelijk herstelpatroon, net als dat geldt voor de vier voorjaarsfeesten. Waar uittocht kenmerkend is voor de voorjaarsfeesten (Israëls uittocht uit Egypte en onze eigen bevrijding uit de slavernij van de zonde), is intocht kenmerkend voor de najaarsfeesten (Israëls intocht in het beloofde land – een beeld van het Koninkrijk van God). Het gaat bij die intocht om het komen in de volheid van Gods beloften, niet alleen voor Israël maar ook voor de gelovigen en de Gemeente.

Gods volheid voor de Gemeente

Op persoonlijk vlak vormt de beslissing om je als discipel toe te wijden aan Jezus en zijn Koninkrijk een belangrijke stap richting de volheid van Gods Geest in het geloofsleven. Deze beslissing gaat verder dan ‘ja’ zeggen tegen Gods reddende genade. Het is wandelen in de volheid van Gods Geest die ons doopt in het Lichaam van Christus en ons toerust tot één volkomen man, tot de gezamenlijke volheid van Christus (1 Kor. 12:12-13; Ef. 3:18-19; 4:10-16).

Een krachtige Kerk maakt ruimte voor de geestelijke gaven en roeping van gelovigen die de volheid van Gods Geest met zich meebrengt. Als levende stenen behoren zij op de juiste wijze te functioneren tot opbouw van Gods Huis (1 Pet. 2:4-5). Maar vaak werpt de Kerk vooral barrières op. Ik geloof dat dit komt omdat de Kerk door de eeuwen heen voornamelijk is blijven hangen in de woestijn, in de uittocht, in plaats van de volheid van het beloofde land binnen te gaan. Ik geloof dat de Kerk door de eeuwen heen is blijven steken bij Pinksteren. Dat wil zeggen: bij het werk van de Geest in ons, die Gods wet in het hart schrijft en de gelovige helpt om Gods Woord te verstaan en zijn geboden te bewaren (Jer. 31:31-34; Joh. 14:21-24; 2 Kor. 3:3). Denk maar aan het voorlezen van de Tien Geboden in veel zondagse erediensten, waarmee dit werk van de Geest in ons benadrukt wordt.

Maar er is meer voor ons. We hebben redding ontvangen (Pasen en Pinksteren, de eerste en derde maand). Nu wil God zijn Kerk brengen in de volheid van de zevende maand: de werking van Gods Geest op de Gemeente, waarmee het evangelie van Gods Koninkrijk met kracht wordt verkondigd (Mar. 16:20; Joh. 14:12; 1 Kor. 2:4-5, 4:20). Deze verplaatsing van de Kerk richting de volheid van de zevende maand staat centraal in dit boek. En daarbij hoort ook een opbouw van Gods Huis dat de volheid van Gods Geest kan gaan dragen.

Van verdeeldheid naar volheid

Individualistisch denken is een kenmerk van de cultuur van ons land. Helaas heeft het ook in de Kerk nog vaak de overhand, wat afbreuk doet aan de werking van Christus’ Lichaam (1 Kor. 12:20-27). Wanneer de juiste verbinding tussen de ledematen ontbreekt – wanneer de levende stenen van Gods Huis niet goed liggen of zelfs ontbreken – kan het misgaan. De profeet Haggai roept op om in zo’n situatie Gods Huis te gaan herbouwen, zodat God verheerlijkt wordt en er weer regens zullen gaan vallen (Hag. 1:4-10). Regen is hier een teken voor zegen en herstel.

In de groep van drie najaarsfeesten ligt een herstelpatroon verborgen van Gods volheid. In de Nederlandse Kerk is een sleutel voor dit herstel dat we een einde maken aan de verdeeldheid. Zoals Markus 3:24-25 zegt: ‘Als een koninkrijk tegen zichzelf verdeeld is, kan dat koninkrijk niet standhouden. En als een huis tegen zichzelf verdeeld is, kan dat huis niet standhouden.’ Verdeeldheid in de Kerk doet afbreuk aan zowel de opbouw van Gods Huis als aan het apostolische getuigenis van Gods Koninkrijk (Joh. 17:20-23); twee thema’s die ook zullen terugkomen bij de bespreking van de geestelijke achtergronden bij de najaarsfeesten.

Het tegenovergestelde is ook waar, namelijk dat ‘eenheid Gods heerlijkheid aantrekt en dat Gods heerlijkheid eenheid brengt’ (Joh. 17; Ef. 4). In 2005 ontving ik, als antwoord van God op een gebedslast voor nieuwe regen van de Geest, een visioen over deze vernieuwde zalving van Gods Geest op de Gemeente. Centraal daarin stond een aansporing om Gods Huis in onze woonplaatsen te herbouwen, in de vorm van het plaatselijke Lichaam van Christus. Dit visioen, dat regelmatig terug zal komen in dit boek, stond aan de basis van een periode van zo’n vijftien jaar (2005-2020) waarin een herstelproces in de Kerk op gang is gekomen. Dit betrof een landelijk ontwikkelingsproces door twee voorloperbewegingen: een apostolische beweging van eenheid en verzoening tussen denominaties, en een profetische beweging van gebed en aanbidding. Daarmee werd de weg bereid voor de plaatselijke Kerk om vanaf 2020 handen en voeten te gaan geven aan plaatselijke eenheid. Dit herstel in de Kerk van Nederland wordt in dit boek beschreven in het licht van de volheid van de zevende maand. De drie najaarsfeesten zijn de drie pijlers onder de weg van verdeeldheid naar volheid van Christus’ Lichaam.

Gods heerlijkheid verschijnt

Ten aanzien van het beginnend herstel vanaf 2005 gaf God naast herbouw nog een tweede wegwijzer mee, en dat was feest. Beide wegwijzers bleken bij elkaar te komen in de boodschap van de profeet Haggai. Op de eenentwintigste dag van de zevende maand, dat is op de zevende dag van het Loofhuttenfeest, sprak hij over de komst van een nieuwe heerlijkheid in Gods Huis (Hag. 2:2-10). Die heerlijkheid is later inderdaad verschenen toen Jezus werd geboren. Hij is de nieuwe Tempel van God. In Hem kwam Gods volheid lichamelijk wonen (Joh. 1:14; Kol. 2:9). En net als Haggai sprak ook Jezus op de laatste dag van het Loofhuttenfeest over de heerlijkheid van Gods Geest die Hij zou gaan doorgeven aan zijn ‘tweede’ Lichaam op aarde: de Gemeente van gelovige Joden en heidenen, waarmee volken aangeraakt zouden worden (Joh. 7:37-39; 17:20-23).

Voor onze tijd geloof ik dat de nieuwe heerlijkheid van Gods Geest – waar het visioen uit 2005 ook over ging – niet zozeer verband houdt met Pinksteren, maar vooral met de vervulling van het Loofhuttenfeest dat eraan gaat komen (Zach. 14; Jak. 5:7-8). Dit zevende en laatste feest op Gods feestkalender staat in het teken van Gods Koninkrijk en de eenheid tussen Israël en de volken, die samen voor Gods troon Hem aanbidden (Ex. 19:5; Rom. 14:17, 15:8-13; Op. 7). God sprak een paar weken na het visioen van 2005 over zijn verlangen om met een volk – Jood en niet-Jood – op zijn berg te komen om voor Hem een feest te vieren. Op dat moment was nog niet alles duidelijk, maar een paar jaar later begreep ik dat God hiermee het Loofhuttenfeest bedoelde. Dit feest wijst heen naar het Koninkrijk van God dat op een dag als een berg de gehele aarde zal vullen (Jes. 2:2-3; Dan. 2:35; Zach. 14). Voor de Kerk betekent dit het spreekwoordelijke opgaan naar Sion, wat de Hebreeënschrijver vergelijkt met Gods woonplaats (Heb. 12:22). Daar op zijn heilige berg bouwt God zijn bedehuis voor alle volken en daar wil Hij ook de vreemdelingen in thuisbrengen (Jes. 56:3-8; Mar. 11.17). Met dit opgaan naar Sion zal de Kerk een herbouw en gedaanteverandering ondergaan, zodat zij als één Bruidskerk in de woonplaats de glans en de heerlijkheid zal weerspiegelen van het hemelse Sion, de Bruidsstad van God (Op. 21:9-11).

Burgers van een rijk in de hemel

In het kader hiervan is het verhelderend om te horen wat Jezus zei over het Koninkrijk van God. Jezus werd door zijn hemelse Vader naar de aarde gezonden om mensen het Koninkrijk van God binnen te brengen. In de Bergrede zegt Jezus dat niet iedereen die Hem ‘Heere’ noemt het Koninkrijk van de hemel zal binnengaan (Mat. 7:21). Tegen de godsdienstige leider Nicodemus sprak Hij over de noodzaak tot wedergeboorte uit water en Geest (Joh. 3:5; Tit. 3:5). Vlak voor zijn kruisiging verklaarde Hij tegenover de Romeinse stadhouder Pilatus dat zijn Koninkrijk niet van deze wereld was (Joh. 18:36). Gods Koninkrijk zou van boven zijn en geheel anders dan het Rijk van de Romeinen; een koninkrijk dat wel van deze wereld was, van hier beneden.

Paulus verklaart later aan de gelovigen te Filippi dat zij ‘burgers zijn geworden van een rijk in de hemel’ (Fil. 3:20 NBG). Maar desondanks gebeurde in de vierde eeuw na Chr. het onvoorstelbare: De Kerk (Bruid) van Christus die het Koninkrijk van God in de hemel als thuis had, verviel tot staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk. Nadat het Joodse volk vanaf 70 na Chr. de Romeinse verstrooiing inging, ging nu de Kerk op in het Rijk van de Romeinen. Gekoppeld áán, en in een twee-eenheid gekomen mét dit Romeinse Rijk ging de Kerk verder als Roomse Kerk en groeide uit tot wat we tegenwoordig nog kennen als het Rooms-Protestantse kerksysteem.

De wortel van dit kerksysteem was allang niet meer dezelfde als waar Paulus op doelde toen hij sprak over geënt worden op de juiste boom, met de juiste wortel (Rom. 11:13-24). Dat zou ook blijken uit de vruchten die dit systeem voortbracht: de opkomst van vervangingstheologie en een vervolging van het Joodse volk en van gelovigen die niet in het systeem opgingen. De vraag vandaag de dag is of de Kerk de ogen wil openen voor haar positie (Ef. 1:18-23; Kol. 3:1-3). Nu het Joodse volk na een lange omweg vanuit de Romeinse verstrooiing aan het terugkeren is naar eigen land, is het ook de vraag aan de Kerk of zíj bereid is om ontworteld te worden van het Rooms-Protestantse kerksysteem en opnieuw geplant wil worden in Gods Rijk in de hemel, in Gods woonplaats op zijn heilige berg. Want dáár bouwt God zijn Huis tot een bedehuis voor alle volken – voor Jood en niet-Jood – en naar dat model wil Jezus zijn Gemeente hier op aarde bouwen.

Woonplaats van Gods Geest

In de eerste vier hoofdstukken van Paulus’ brief aan de gelovigen te Efeze vinden we een beeld van de Gemeente die Jezus bouwt. Daarin komt een opbouw in de eenheid van de Gemeente naar voren, met achtereenvolgens een eenheid met Jezus (Ef. 1), eenheid met Israël (Ef. 2-3) en ten slotte ook eenheid binnen de Gemeente als geheel (Ef. 4). Een Kerk die volgens dit model gebouwd wordt op het fundament van apostolische en profetische gemeenteontwikkeling, mag erop vertrouwen dat God daarin zal komen wonen met zijn Geest (Ef. 2:20-22).

Voor de Kerk van Nederland is de opbouw van de Gemeente voor een groot deel afhankelijk van een herstel van de eenheid met Israël, in de ‘ene nieuwe mens in Christus’ (Ef. 2:15). De relatie tussen Kerk en Israël is in de kerkgeschiedenis op z’n zachtst gezegd niet altijd vriendelijk geweest. De eerste scheuren hebben in de vierde eeuw na Christus geleid tot een definitieve breuk met Israël, nadat de Kerk verder ging als staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk. Hoewel Christus door zijn vergoten bloed de scheidingsmuur had opgeheven (Ef. 2:11-19), heeft de Kerk zelf een andere muur opgetrokken. In theologisch opzicht is vervolgens scheefgroei ontstaan toen de Kerk een eigen ‘nieuw verbond’ creëerde (vervangingstheologie) en zich in toenemende mate beter voelde dan het Joodse volk; iets waar Paulus voor gewaarschuwd had (Rom. 11:17-22). Christelijk antisemitisme en een toenemend geestelijk verval deden hun intrede. Tot op de dag van vandaag merken we de gevolgen van deze duistere erfenis die de Kerk met zich meedraagt.

Kerkelijke vernieuwing

Er is echter reden tot hoop als we kijken naar de kerkelijke vernieuwing die is ingezet aan het begin van de eenentwintigste eeuw. Naast het herstelpatroon van de zevende maand blijkt ook de structuur van gemeenteopbouw van Efeze 1-4 model te staan voor een beginnend herstel in de Kerk tussen pakweg 2005 en 2020. Dit boek laat zien hoe God met zijn Kerk een weg is ingeslagen richting geestelijk herstel: een weg naar de herbouw van Gods Huis, zodat deze de volheid van Gods Geest kan dragen en daarmee ook weer een duidelijk apostolisch getuigenis krijgt. De focus ligt daarbij op de actualiteit van Gods apostolisch en profetisch handelen in de Kerk, maar eerst leggen we een Bijbels fundament voor de ontwikkeling van de Kerk zoals we die in deze tijd zien gebeuren. Met name vanuit theologische kringen horen we steeds vaker het geluid dat we terug moeten keren naar de Joodse wortels van ons christelijke geloof. Het eerste deel van dit boek sluit hierbij aan en onderbouwt deze geestelijke terugkeer vanuit Gods Woord. Het leidende principe daarbij is dat de juiste wortel ook de juiste boom voortbrengt. Een terugkeer van de Kerk naar de juiste wortel zal haar brengen in de volheid van Gods verbondsbeloften.

In het tweede deel van dit boek ligt de aandacht met name bij een apostolische gemeenteontwikkeling zoals die de afgelopen tien à vijftien jaar te zien was op landelijk niveau. Het zal de rode draad van Gods handelen met de Kerk van Nederland zichtbaar maken, op weg naar kerkelijke eenheid die is voorbereid door verschillende kerkgenootschappen en parakerkelijke organisaties. Dit resulteerde in een verbondsvernieuwing in 2019 door een kleine veertigtal kerk- en geloofsgemeenschappen. Zo maakt het landelijk herstelproces ruimte voor de plaatselijke Kerk om op haar beurt te gaan bouwen aan de eenheid van Gods Huis in de woonplaats.

Het proces van apostolische gemeenteontwikkeling bleek in de praktijk hand in hand te gaan met Gods profetische spreken. In het derde deel van dit boek zal de nadruk liggen op het profetische licht dat geschenen heeft op Gods herstelproces. Daarin ligt ook de reden dat ik dit boek geschreven heb. Ik zal beschrijven hoe God tot mij sprak, met daarna een overzicht van het profetische woord dat ik parallel aan het herstelproces in de Kerk ontving. Net zoals bij profetie in de Bijbel gaat het bij deze profetie soms over het heden, maar werpt de profetie vanuit het heden soms ook een blik op de toekomst.

Perspectief voor de plaatselijke Kerk

Dit boek beschrijft Gods actuele handelen in de Kerk van Nederland. Het is profetisch te noemen, omdat het verkondigt wat God begonnen is te doen en wat Hij ook zal afmaken. Er is daarom hoop voor de plaatselijke Kerk: in onze dagen gaat ze handen en voeten geven aan Gods plannen en voortbouwen op de weg die de landelijke Kerk is ingeslagen. Met de twee genoemde voorloperbewegingen – de (apostolische) verzoeningsbeweging en de (profetische) beweging van gebed en aanbidding – is een eerste aanzet gegeven tot het leggen van een fundament in de woonplaats. Als we daarop voortbouwen, zullen we prachtige dingen zien. Want er is een volheid van Gods Geest weggelegd voor de Kerk die bereid is terug te keren tot Gods blauwdruk voor zijn Gemeente (Ef. 4:10-16).

In deze tijd van toenemende kerkverlating is het Gods verlangen om een geheiligd ‘overblijfsel’ op te wekken om Gods Huis te gaan herbouwen, zodat het een nieuwe zalving van Gods Geest kan gaan dragen. In de tijd van Ezra werd Gods huis met ijver en toewijding herbouwd. We lezen dat het overblijfsel van de Israëlieten zich bij het aanbreken van de zevende maand verzamelde als één man (Ezra 3:1). Wat een effect zal het hebben als het plaatselijke Lichaam van Christus zich net zo inzet!

De boodschap in dit boek is daarom bedoeld voor de gehele Gemeente; voor allen die willen meebouwen aan de visie van haar Bouwmeester, in het bijzonder voor hen die leiding geven aan de (plaatselijke) Kerk. Een sterke verantwoordelijkheid is hierbij weggelegd voor hen die geroepen zijn om Gods Gemeente te leiden op wegen richting de volheid in Gods Koninkrijk. Mijn gebed is dan ook dat dit boek tot zegen zal zijn van de plaatselijke Kerk – de Kerk die nu aan de beurt is om Gods Huis te gaan herbouwen, zodat God zijn Huis kan vullen met een nieuwe heerlijkheid van zijn Geest (Hag. 1:8).

Boek over Gods weg met de Kerk…

  • Voorwoord
  • Inleiding

Auteursrecht © 2022 Bereid De Weg. Alle rechten voorbehouden.

Codilight thema door FameThemes